-
1 little
adj. klein; beetje; iets; kort; onbelangrijk--------adv. klein; weinig--------n. een beetje; weinig; een kleine hoeveelheid; korte afstand; korte tijdlittle1[ litl] 〈bijvoeglijk naamwoord; littleness〉2 klein(geestig/zielig) ⇒ kleintjes♦voorbeelden:little finger • pinka little girl • een klein meisjeLittle Red Riding Hood • Roodkapjehis little sister • zijn kleine(re)/jongere zusje〈 informeel〉 the little woman • vrouwlief, moedersher little ones • haar kinderen/ 〈 van dier〉its little ones • haar jongen〈 spreekwoord〉 little things please little minds • kleine mensen, kleine wensenthe little people • de elven/kabouters jongen————————little2♦voorbeelden:make little of something • ergens weinig van begrijpen; iets als onbelangrijk afdoen, ergens weinig belang aan hechtenthink little of someone • geen hoge dunk van iemand hebbenlittle or nothing • weinig of nietsthere's very little left • er is maar heel weinig overlittle by little • beetje bij beetje〈 spreekwoord〉 little by little, and bit by bit • voetje voor voetje en beetje bij beetje; langzaam aan, dan breekt het lijntje nietI gave him what little I owned • ik heb hem het weinige dat ik bezat gegeven————————little3〈 bijwoord〉2 volstrekt/in het geheel niet♦voorbeelden:little more than an hour • iets meer dan een uur2 little did he know that … • hij had er geen flauw benul van dat …————————little4〈 determinator〉♦voorbeelden:there's very little milk left • er is maar een klein beetje melk overa little effort • een beetje/wat moeite -
2 by
adv. door; bij; met--------pref. langs, voorbij; bij, vlakbij, naast--------prep. door; met, per; bijby12 nabij ⇒ dichtbij, in de buurt♦voorbeelden:he drove by in a red car • hij reed voorbij in een rode autoin years gone by • in vervlogen jaren2 be by • erbij/in de buurt zijnby and large • over 't algemeen————————by2[ baj] 〈 voorzetsel〉3 〈 tijd〉 tegen ⇒ vóór, niet later dan; 〈 bij uitbreiding〉 op, om 〈 bepaald tijdstip〉; in 〈 bepaald jaar〉5 〈 duidt een relatie van betrokkenheid, vergelijking aan〉 ten opzichte van ⇒ met betrekking tot, ten aanzien van, wat … betreft♦voorbeelden:North by East • noord ten oostenhe sat by the river • hij zat aan de kant van de riviera house by the sea • een huis aan zeesit by my side • kom naast mij zittenI keep it by me all the time • ik heb het altijd bij meby oneself • alleenhe went by the motorway • hij ging via de autowegtaught by radio • via de radio geleerdshe dropped by Sheila's • zij ging bij Sheila langsby 1980 it had become clear that … • (al) in 1980/zo tegen 1980 was het duidelijk geworden dat …by now • nu (al)two meters by fifty centimeters • twee meter bij vijftig centimeterby sheer chance • door zuiver toevalby force • met gewelddeceived by his friend • bedrogen door zijn vriendthey came by the hundreds • ze kwamen met honderdenhe missed by an inch • hij miste op een paar centimeterI can tell by your looks • ik kan het aan je (uiterlijk) zienknown by the name of Jack • bekend onder de naam Jackhe died by the sword • hij sneuvelde door het zwaarddivide four by two • deel vier door tweea daughter by his first wife • een dochter van zijn eerste vrouwhe began by tidying up • hij begon met op te ruimenI did it all by myself • ik heb het helemaal alleen gedaanpaid by the hour • per uur betaaldby profession • van beroepplay by the rules • volgens de regels spelenit's eight o'clock by my watch • het is acht uur op mijn horlogethat's fine by me • ik vind het/wat mij betreft is het goed/bestby day • overdagby night • 's nachtshe got worse by the hour • hij ging van uur tot uur achteruitlittle by little • beetje bij beetje -
3 piecemeal
adj. met stukken en brokken, bij gedeelten, een beetje--------adv. beetje, met stukken en brokken, bij gedeelten, een beetje[ pie:smie:l]1 stuksgewijs ⇒ geleidelijk, bij stukjes en beetjes -
4 bit
n. bit (computers), binaire cijfer--------n. stukje; beetje; klein muntstuk; boor; bit (in de mond v.e. paard)[ bit]2 beetje ⇒ stukje, kleinigheid3 beetje ⇒ ogenblikje, momentje6 schaafijzer/beitel/mes♦voorbeelden:〈 informeel〉 a bit at a time • bij beetjes, stukje voor stukjethat was a bit much for me • dat was me wat te veel〈 informeel〉 bit by bit • bij beetjes, stukje voor stukjetear something to bits • iets in stukken/stukjes scheurennot a bit better • geen haar beternot a bit (of it) • helemaal niet(s), geen zierhe is a bit of a liar • hij is nogal een leugenaara bit of advice • een goede raada bit of news • een nieuwtje3 wait a bit! • wacht even!take the bit between its teeth • op hol slaan 〈 van paard〉; 〈 figuurlijk〉 (te) hard van stapel lopen -
5 little by little
langzaam aan, geleidelijklittle by little———————— -
6 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
7 close
adj. dichtbij; dicht; vlakbij; intiem--------adv. dichtbij--------n. binnenplaats; erf; hof; achtertuin; steeg--------v. sluiten; dicht doen; eindigenclose1[ kloos] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————close2[ klooz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ slot, besluit♦voorbeelden:1 bring to a close • tot een eind brengen, afsluitencome/draw to a close • ten einde lopenat the close of the century • aan het eind van de eeuw————————close3[ kloos] 〈bijvoeglijk naamwoord; closeness〉2 bedekt ⇒ verborgen, geheim; zwijgzaam3 gierig5 nabij ⇒ naast 〈 familie〉; intiem, dik 〈 vriend(schap)〉; onmiddellijk, direct 〈 nabijheid〉; getrouw, letterlijk 〈 kopie, vertaling〉; gelijk opgaand 〈 (wed)strijd〉; kort 〈 haar, gras〉♦voorbeelden:too close for comfort • een beetje (al) te dichtbijclose at hand • (vlak) bij de hand, dicht in de buurtat close range • van dichtbija closely knit family • een hechte familiebandclose to something • dicht bij ietskeep a close watch on someone • iemand scherp in de gaten houdenat close quarters • zeer dichtbij————————close4[ klooz]♦voorbeelden:close on • zich sluiten om/over→ close down close down/, close in close in/, close out close out/, close up close up/, close with close with/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ close down close down/, close up close up/————————close52 dicht(bij) ⇒ vlak, tegen♦voorbeelden:sail close to the wind • hoog/scherp aan de wind zeilengo/run close • op de hielen zittenclose by/to • vlak bij〈 informeel〉 close on • vlak bij, bijnaclose on sixty years • bijna zestig jaar -
8 dribs
n. gedeelte van de uitdrukking "dribs and drabs" (kleine hoeveelheden)[ dribz]♦voorbeelden:¶ in dribs and drabs • bij stukjes en beetjes, beetje bij beetje -
9 in dribs and drabs
bij stukjes en beetjes, beetje bij beetje -
10 inch
n. inch(meetmaat), duim; beetje--------v. langzaam voortbewegeninch1[ intsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:every inch a gentleman • op-en-top een heer¶ give him an inch and he'll take an ell/a mile • als je hem een vinger geeft neemt hij de hele hand〈 spreekwoord〉 give him an inch and he'll take a yard/a mile • als men hem een vinger geeft, neemt hij de hele handinch by inch • beetje bij beetjewe came within an inch of death • het scheelde maar weinig/een haar of we waren dood geweest————————inch21 schuifelen ⇒ langzaam/moeizaam voortgaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 langzaam/moeizaam verplaatsen♦voorbeelden: -
11 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
12 touch
n. aanraking; contact; tikje; trekje; aanslag--------v. aanraken; betreffen--------zes punten in Amerikaanse voetbal verkregen bij het treden in het gebied van de tegenstander als de bal vastgehouden wordttouch (touchdown)touch1[ tutsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 toets ⇒ stijl, manier♦voorbeelden:it will break at a touch • het breekt zodra men het aanraaktbe/keep in touch with • contact/voeling hebben/onderhouden metbe out of touch with • geen contact/voeling (meer) hebben metlose touch with • uit het oog verliezenwithin touch of • binnen bereik vanhave a touch of the tarbrush • enig neger/indianenbloed hebbennot the least touch of • niet het minste beetjegive/put the final/finishing touch(es) to something • de laatste hand leggen aan ietslose one's touch • achteruitgaan, het verleren¶ play at touch • krijgertje/tikkertje spelen————————touch2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:you haven't touched your meal • je hebt nog geen hap gegetentouch a topic • een onderwerp aanroerenblossom touched by the frost • door de vorst aangetaste bloesemnothing will touch those stains • niets kan deze vlekken wegkrijgenthe matter touches him closely • de zaak is van groot belang voor hem6 the thermometer touched 50° • de thermometer liep tot 50° opnothing can touch his talent • niets kan zijn talent evenarentouch someone for a fiver • iemand vijf pond aftroggelen7 touch in • bijtekenen/schilderen -
13 chunk
n. stuk; kluit; blok[ tsjungk]♦voorbeelden:1 a chunk of cheese/bread • een brok/stuk kaas, een homp broodinformation gathered in small chunks • informatie beetje bij beetje verzameld -
14 driblet
-
15 inch by inch
-
16 information gathered in small chunks
information gathered in small chunksEnglish-Dutch dictionary > information gathered in small chunks
-
17 pinch
n. kneep; pijn; beetje, snuifje--------v. knijpen; druk zetten op; bezuinigen; knellenpinch1[ pintsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kneep♦voorbeelden:2 the pinch of poverty/hunger • de nijpende armoede/hongerif it comes to the pinch • als de nood aan de man komtfeel the pinch • de nood voelen¶ at a pinch • desnoods, in geval van nood————————pinch2♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 knijpen ⇒ dichtknijpen, knellen, klemmen♦voorbeelden:be pinched for money • er krap bij zitten -
18 ace
n. specialist; kampioen; aas (bij kaarten); begin slag zonder reactie (bij tennis)--------v. een ster zijn, de winner zijn; punt scoren door opslag die niet kan worden teruggespeeld[ ees]♦voorbeelden: -
19 bite
n. beet; (slange-) beet--------v. bijten; bijten (van aas)bite1[ bajt]♦voorbeelden:have a bite to eat • iets eten1 vinnigheid ⇒ bits(ig)heid; scherpte♦voorbeelden:that gin had much bite • die gin had een scherpe smaak————————bite21 bijten ⇒ toebijten, (toe)happen 〈 ook figuurlijk〉, zich (gemakkelijk) laten beetnemen; steken, prikken 〈 van insecten〉♦voorbeelden:1 the cold bit my fingers • de kou beet/sneed me in de vingersbite off • afbijtenbite at something • naar iets happen〈 informeel〉 what's biting you? • wat zit je dwars?bite off more than one can chew • te veel hooi op zijn vork nemenbe bitten with a passion for football • verslingerd zijn aan voetbal -
20 lick
n. lik; veeg; klap (slang); uitbarsting van energie, krachtsexplosie--------v. aflikken, likken aan, lekken; (af)ranselen; verslaan; onder de knie krijgenlick1[ lik]1 lik♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————lick2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 likken♦voorbeelden:1 lick (something) off/out/up • (iets) af/uit/oplikkenlick bad habits out of someone • slechte gewoontes er bij iemand uit rammen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Bart Kaëll — (eigentlich Bart Gijselinck; * 2. August 1960 in Oudenaarde) ist ein belgischer Sänger. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Diskografie 2.1 Alben 2.2 Si … Deutsch Wikipedia
Kaëll — Bart Kaëll (eigentlich Bart Gijselinck; * 2. August 1960 in Oudenaarde) ist ein belgischer Sänger. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Diskografie 2.1 Alben 2.2 Singles (Auswahl) 3 … Deutsch Wikipedia
Brot — 1. Abgeschnitten Brot hat keinen Herrn. Frz.: Pain coupé n a point de maître. 2. Alles Brot ist dem gesund, der hungert. 3. Alt Braut un drüge Holt helpen hushalten. (Westf.) 4. Alt Brot, alt Mehl, alt Holz und alter Wein sind Kleister. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Micha Marah — (* 26. September 1953 in Turnhout, Flandern, eigentlich Aldegonda Leppens) ist eine belgische Sängerin sowie Radio und Fernsehmoderatorin. Inhaltsverzeichnis 1 Biographie 2 Diskographie 2.1 Alben … Deutsch Wikipedia
Liste De Films Néerlandais — Liste de films néerlandais, par ordre chronologique Sommaire 1 Avant 1950 2 1950 1959 3 1960 1969 4 1970 1979 … Wikipédia en Français
Liste de films neerlandais — Liste de films néerlandais Liste de films néerlandais, par ordre chronologique Sommaire 1 Avant 1950 2 1950 1959 3 1960 1969 4 1970 1979 … Wikipédia en Français
Liste de films néerlandais — Liste de films néerlandais, par ordre chronologique Sommaire 1 Avant 1950 2 1950 1959 3 1960 1969 4 1970 1979 … Wikipédia en Français
Bissel — 1. A bissel, an immer wieder a bissel, so kriegt ma s Fassel vull. (Schles.) Holl.: Beetje bij beetje, zei de vrouw, dan komt de ton vol, en toen maakte zij boter. (Harrebomée, I, 83.) 2. Auf ein gut Bissel gehört ein gut Tränkel. – Eiselein, 80 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Federlein — 1. Federlein auf Federlein, bald wird das Vöglein nackend sein. Holl.: Met enkel veêrtjes plukt men den vink kaal. (Harrebomée, II, 364.) 2. Federlein zu Federlein, endlich wird s ein Deckbett sein. Frz.: Petit à petit l oiseau fait son nid.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Remco Campert — (born 29 July 1929) is a Dutch author, poet and columnist. [ [http://netherlands.poetryinternationalweb.org/piw cms/cms/cms module/index.php?obj id=4034 Poetry International Web Remco Campert ] ] Early yearsRemco Wouter Campert was born in The… … Wikipedia
Wim Meutstege — Willem Jan „Wim“ Meutstege (* 28. Juli 1952 in Lochem) ist ein niederländischer ehemaliger Fußballspieler. Er war für Excelsior und Sparta aus Rotterdam sowie für den AFC Ajax aus Amsterdam in der Eredivisie aktiv und wurde einmal in der… … Deutsch Wikipedia